Is adviseur aansprakelijk voor onderverzekering?

31 oktober 2022 om 09:30

De verzekeraar heeft in de offerte lagere bedragen opgenomen dan de tussenpersoon in het aanvraagformulier had opgegeven. De verzekering is op basis van de offerte afgesloten. Is de assurantietussenpersoon aansprakelijk voor de gevolgen van onderverzekering van inventaris en voorraden die door een brand verloren zijn gegaan? De rechter doet uitspraak in hoger beroep.

De feiten

Begin 2017 zijn de vennoten van de klant in verband met het aangaan van een privélening in contact gekomen met de adviseur. De vennoten hebben in dat verband de zakelijke jaarrekeningen van de klant over voorgaande jaren en een tussentijds jaarverslag verstrekt. In dat laatste verslag is de waarde van de inventaris bepaald op € 1.569,- en van de voorraad en onderhanden werk tezamen op € 177.540,-.

De adviseur heeft na het afsluiten van de lening zijn collega gevraagd een afspraak met de vennoten te maken om naar het zakelijke en particuliere verzekeringspakket te kijken. De inventaris was op dat moment verzekerd voor € 27.200,- en de goederenvoorraad voor € 100.000,-. Die collega heeft deze gegevens opgevraagd en heeft een rondje door het bedrijf gelopen om daarvan een beeld te krijgen.

Vervolgens heeft de adviseur een offerte aangevraagd bij de verzekeraar. In het door de adviseur ingevulde en ondertekende aanvraagformulier is ten aanzien van de nieuwwaarde van de inventaris € 15.000,- opgegeven en ten aanzien van de inkoopwaarde van de goederen € 160.000,-.In de brief bij de offerte van de verzekeraar stond dat de offerte was samengesteld op basis van de verstrekte gegevens. Daarin waren echter de oude verzekerde bedragen vermeld. Het premie-overzicht van het gehele verzekeringspakket is door de klant ondertekend.

In januari 2019 heeft een brand gewoed in het bedrijfspand van de Vof. De expert van de verzekeraar heeft samen met de contra-expert de schade van de bedrijfsinventaris begroot op € 52.078,-. De schade van de goederen is begroot op € 170.589,-. De bijkomende kosten zijn begroot op € 3.000,-.

De verzekeraar heeft de opgegeven waarde van € 27.200,- voor de bedrijfsinventaris uitgekeerd en € 95.788,62 voor de goederen. De klant heeft de adviseur aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de onderverzekering hebben geleden.

Omdat een regeling hierover niet mogelijk bleek, hebben de klant bij de rechtbank gevorderd dat de adviseur wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 99.678,39, (€ 49.169,38 met rente en kosten). De rechtbank heeft het tweede bedrag met de nevenvorderingen toegewezen. Daarbij is er van uitgegaan dat de adviseur zich had moeten baseren op de waardes uit het tussentijdse jaarverslag 2017. In deze benadering wordt ervan uitgegaan dat van onderhanden werk geen sprake was. Uitgaande van een inventaris met een waarde van € 1.569 en een voorraad van € 177.540 zou de uitkering € 49.169,38 hoger zijn uitgevallen.

De beoordeling

Het is terecht dat de rechtbank ten aanzien van de zorgplicht van de adviseur vooropgesteld heeft dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen.

Daartoe behoort ook de verplichting de verzekeringnemer tijdig te wijzen op de gevolgen die hem bekend geworden feiten kunnen hebben voor de dekking van de verzekeringen uit zijn portefeuille. In het algemeen geldt dat de zorgplicht van de opdrachtnemer zich ook uitstrekt tot de fase van advisering die voorafgaat aan het tot stand brengen van de verzekeringsovereenkomst en de fase daarna. Tot de taak van de assurantietussenpersoon behoort ook dat hij er zeker van is dat het verzekerde bedrag juist wordt vastgesteld. En dat deze periodiek wordt getoetst aan de daadwerkelijke waarde van de verzekerde goederen.

De zorgplicht van de tussenpersoon gaat niet zo ver dat hij als taak heeft ervoor te zorgen dat in zijn portefeuille geen verzekeringen voorkomen waarbij sprake is van onderverzekering. Wel mag van de hem worden verwacht dat hij de verzekeringnemer voldoende vaak en voldoende indringend waarschuwt voor de gevolgen van mogelijke onderverzekering, dat hij de verzekeringnemer op voldoende deskundige wijze en voldoende actief behulpzaam is bij het toetsen of sprake is van onderverzekering en dat hij zorgt voor bijverzekering voor de verzekeringnemer die dat wenst. Hoe frequent en indringend die waarschuwingen moeten zijn en welke hulp voldoende is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Bij de beantwoording van de vraag of de adviseur de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden, neemt het hof het volgende tot uitgangspunt.

Bij de vaststelling van de waarde van de inventaris en voorraden kon de adviseur niet volstaan met een inschatting die enkel was gebaseerd op een korte rondgang door het bedrijf en een ruwe schatting van de kant van de klant. Hij had zelf nader onderzoek moeten doen, met name omdat de jaarcijfers al in zijn bezit waren.

De adviseur heeft de klant niet gewezen op de door de verzekeraar gemaakte fout en het verschil met zijn eigen inschatting. Hij is uitgegaan van een schatting van de klant, zonder daar zelf nader onderzoek naar te doen. Dit alles heeft de rechtbank in iets andere bewoordingen ook overwogen. Het hof gaat er vanuit dat de adviseur uit het vereiste nader onderzoek de conclusie had kunnen trekken dat een verzekering op grond van de cijfers uit het voorlopig jaarverslag niet tot onderverzekering zou leiden.

Omdat dit niet is bestreden gaat het hof er net als de rechtbank vanuit dat de klant akkoord zou zijn gegaan met een op hun eigen jaarcijfers gebaseerde waardering als de adviseur dat zou hebben voorgesteld en daarbij ook indringend zou hebben gewaarschuwd voor de risico's van onderverzekering.

De adviseur geeft als verdediging nog een aantal punten aangedragen, waaronder eigen schuld van de klant, maar daar gaat het hof niet in mee. Er is geen eigen schuld van de klant, de zorgplicht van de tussenpersoon weegt het zwaarst. Het hof bekrachtigt dan ook de bestreden beslissing van de rechtbank en veroordeelt de adviseur ook in het hoger beroep tot betaling van de proceskosten aan de klant.

Wat kunt u doen?

Uit deze uitspraak blijkt maar weer dat de reikwijdte van de zorgplicht van een tussenpersoon afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Zorg er dus voor dat de opdracht van de klant goed vastligt en welke werkzaamheden u in het kader van de opdracht gaat uitvoeren. Belangrijk is dat dit voor partijen duidelijk is. Neem tijdens de looptijd regelmatig contact op met de klant. Indien nodig kunt u tijdig producten aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Controleer de verzekerde bedragen en wijs klanten op het risico van onderverzekering. Leg uw advies hierover vast in het klantdossier.

Wat kan SVC voor u doen?

Om schending van zorgplicht te voorkomen is het van belang een duidelijk beleid hierover op te stellen. In ons Kennisportal hebben wij hier voorbeelden van voorhanden. Wilt u informatie of begeleiding bij het opzetten van uw dienstverlening met betrekking tot doorlopende dienstverlening? Of uw dossiers laten controleren door middel van een zorgplicht-audit? Neemt u dan contact met ons op.




Proud member of
Logo PIAGROUP
Volg ons op LinkedIn
Op de hoogte blijven het laatste nieuws?
Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief!